Mijn huidige inzet bij een oudere heer met onder andere uitgezaaide darmkanker is weer een bijzondere. Hij wordt al jaren verzorgd door zijn vrouw, die gewend is om er alleen voor te staan. Er is geen familie of anderen, waar ze af en toe op kan terugvallen. Meneer werd zwakker en zij durfde hem steeds minder alleen te laten voor haar noodzakelijke uitstapjes. Na de vakantie kwamen er ook wekelijkse activiteiten zodat ze, op advies van de huisarts, een beroep op ons moest gaan doen.
Tijdens mijn eerste bezoeken was meneer ervan overtuigd dat hij herstellende was. Mevrouw vertelde enthousiast dat er een rolstoel kwam om weer samen op pad te kunnen gaan. Ondertussen hield ze meneer binnenshuis flink bezig met eten, aan tafel zitten en uitstapjes naar het bankje in de tuin. Als ik er ben komt hij tot rust, zegt hij. We babbelen over zijn verleden, zoals zijn beroep waar ik tot zijn plezier iets vanaf weet. En hoe hij, welbespraakt en vastberaden, altijd alles onder controle had. Daarbij komen ook emoties los, want de controle is nu ver te zoeken.
De afgelopen maand zag ik hoe de realiteit hen beiden tot verandering dwingt. Inmiddels kan meneer niet meer uit bed en is er nachtverpleging. Dat dient volgens meneer om hem te beletten er stiekem tussenuit te piepen. Mevrouw voelt zich niet langer bezwaard om hem af en toe aan de zorg van anderen over te laten. Samen kibbelen ze of er nu wél (mevrouw) of niet (meneer) nog “iets” zal zijn na de dood en of ze elkaar dan weer terug zien.
Van het begin af voel ik me welkom en gewaardeerd in hun kleine universum. Het is mooi om er te zijn in deze periode van veranderingen, waar ze geen van beiden op zitten te wachten.